De restanten van bruggenhoofd Gent (Tête
de Pont de Gand) op het grondgebied van Landskouter
tekst en foto's
Luc Van de Sijpe
De beslissing tot het bouwen van
bruggenhoofd Gent (beter gekend onder zijn Franse naam Tête de Pont
de Gand) werd genomen in 1928. Het doel van deze bunkergordel was in
eerste instantie Gent te verdedigen en zo onrechtstreeks de
bescherming van Antwerpen.
Voor de bouw van deze
bunkergordel werd aanvankelijk 20 miljoen BEF voorzien. De werken
startten in oktober 1934 en waren af tegen eind 1935. De bunkers
lagen uiteindelijk verspreid over een zone lopende van Astene (bij
Deinze) tot Kwatrecht (Wetteren).
Het bruggenhoofd was opgebouwd
uit 2 grote weerstandsnesten en nog eens 3 steunpunten. De
weerstandsnesten en de steunpunten werden in de vier richtingen
verdedigd. De weerstandsnesten waren Betsberg-Oosterzele (22
bunkers) en Muntekouter (25 bunkers). De 3 steunpunten waren
Semmerzake (12 bunkers), Eke (10 bunkers) en Astene (8 bunkers).
Deze weerstandsnesten en
steunpunten werden onderling met elkaar verbonden door drie
courtines (steunlinies en verbindingslijnen). Dit waren een
voorlinie, een tussenlinie en een achterlinie. Globaal geteld waren
er 72 bunkers opgenomen in de weerstandsnesten en steunpunten en 150
bunkers in de courtines.
Tijdens de 18-daagse veldtocht
(de inval van Nazi-Duitsland in Belgie op 10 mei 1940) waren er aan
het bruggenhoofd drie dagen van hevige strijd (20 tot 22 mei 1940),
die uiteindelijk gestaakt moest worden, omdat de Duitsers door de
linies gebroken waren bij Petegem (Oudenaarde), iets buiten het
bruggenhoofd. Hierdoor liep het Belgische leger het risico aan het
bruggenhoofd omsingeld te worden.
Na deze drie dagen strijd, werden
reeds op vele plaatsen materialen gepikt van de leegstaande en
meestal openstaande bunkers. Toen in 1941 de Duitsers door hadden
dat ze in een lange strijd verwikkeld geraakt waren, kregen zij te
maken met gebrek aan staal. Daarom werd opdracht gegeven al het
ijzer en staal uit de bunkers te verwijderen. Dit ging in hoofdzaak
om de gepantserde deuren, de luiken en de koepels, maar vaak moesten
zelfs de haken aan de muur en de sporten van de ladders naar de
koepels eraan geloven en werd alles wat gerecupereerd kon worden met
snijbranders weggebrand.
|
|
Op 26 maart 1944 kwam van het
Duitse opperbevel de opdracht in het binnenland gevaarlijke bunkers
op te ruimen zodat deze niet opnieuw gebruikt zouden kunnen worden
bij een eventueel verwachte poging tot bevrijding van de Lage
Landen. Omdat het afbreken van deze bunkers onbegonnen werk was,
beperkte men zich tot het stevig dichtmetsen van de schietgaten en
de toegangsdeuren. Het dichtmetsen is dus niet het werk van boeren
die bezoekers willen vermijden, zoals velen tot op vandaag nog
steeds denken.
Drie van de
tweehonderdachtentwintig bunkers liggen op het grondgebied van
Landskouter. Het zijn drie achterliniebunkers met interne nummers
B36, B37 en B38. B36 is gelegen op de zijkant van Rooberg op de kop
van een bosje en is een vrij grote bunker. B37 en B38 zijn kleiner
en zijn gelegen langs Stuivenberg en de Aalmoezenijestraat.
vooraanzicht van bunker B36
Daar de strijd zich hoofdzakelijk
beperkte tot de zones Kwatrecht en Gijzenzele en op zijn verste punt
uitliep tot de voorlinies van Oosterzele, hebben de bunkers van
Landskouter eigenlijk nooit echt een belangrijke rol in de strijd
gespeeld. Het zijn alleen stille getuigen van een droevige episode
in onze vaderlandse geschiedenis.
Voor meer informatie over
Bruggenhoofd Gent, kan je terecht op
www.bunkergordel.be. Heeft
u nog specifieke vragen die u op de site niet beantwoord vindt,
stuur gerust een mailtje naar
info@bunkergordel.be.
(de webpagina over de
bunkergordel werd ook toegevoegd aan de links van onze website; cfr.
http://landskouter.be/links.htm)
|