Vrijdag 13 oktober
Met kolonel Walter rijd ik
vandaag naar El Naqoura waar het hoofdkwartier van de UN in
Libanon gevestigd is. Het is een rit van anderhalf uur, van het
bergland naar de zee, met prachtige vergezichten, onder een
stralende blauwe hemel, door dorpen en gehuchten waar de oorlog
hevig gewoed heeft. Ik was in Kosovo en zag de sporen van de
oorlog, ik was in Afghanistan dat probeerde recht te komen na
verschillende conflicten, maar de ravage in de Libanese dorpen
overtreft alles. Hele wijken liggen tegen de grond, maar
vooraleer er te komen zie je dat veel wegen al een reparatie
achter de rug hebben, dat bommenkraters gevuld zijn, en bedekt
met een nieuw laagje asfalt. De oorlog heeft de infrastructuur
van het land grondig aangetast, of moet je zeggen op een
meesterlijke wijze vernield? Langs de wegen in de dorpen hangen
de portretten van de imams, van ayatollah Khomeini, van Libanese
vrijheidsstrijders, van de leiders van Hezbollah en Amal, en de
gele vlaggen met groene logo’s wapperen strijdlustig in de wind
alsof ze duidelijk willen maken dat hun organisaties
levenskrachtiger zijn dan ooit.
Overal wordt puin geruimd en
is men gestart met de wederopbouw. De Libanezen schijnen over
een onvermoeibare werkkracht te beschikken en een ijzeren wil om
niet te buigen voor de agressor en te laten zien dat er, ondanks
alles, geld en middelen beschikbaar zijn waarvoor Hezbollah
tekent. Hezbollah heeft naast een militaire vleugel ook een
politiek en sociaal netwerk dat sterk verweven is in de Libanese
maatschappij en zorgt onder meer voor onderwijs en verzorging.
Als wij door de dorpen rijden
in onze witte wagen met zwarte UN-letters zien we kinderen
wuivend de hand opsteken, jongeren maken het vredesteken, en af
en toe is er wel één die ons duidelijk laat zien dat we niet
gewenst zijn, en maar beter ophoepelen.
Onze houding tegenover de
partners in het conflict is er één van absolute neutraliteit.
Wij zijn niet ‘voor’ of ‘tegen’, maar kiezen resoluut voor hulp
en steun aan de burgerbevolking, want wij zijn niet ongevoelig
voor het leed dat mensen getroffen heeft.
|
|
Zaterdag 14 oktober
(...) Deze namiddag keer ik
terug naar de kerk van de Grieks-Katholieke gemeenschap. De
Grieks-Katholieke kerk (of de Melkieten) gaat terug naar de kerk
van de Apostelen, heeft de Byzantijnse liturgie gemeen met de
Orthodoxen, maar dan in de volkstaal, en wordt geleid door
bisschoppen en patriarchen die door Rome benoemd worden, zij
maakt dus deel uit van de Katholieke Kerk.
De synode is het
belangrijkste beleidsorgaan, voorgezeten door Gregorios III (Mgr.
Lutfi Laham), patriarch van Antiochië, Alexandrië, Jeruzalem en
van heel het Oosten. Deze kerk ligt mij nauw aan het hart omdat
zij ook in Palestina en Israël aanwezig is, en onder meer père
Emile Shoufani en bisschop Elias Shakour in Galilea zijn er
vooraanstaande leiders.
Woensdag 25 oktober
Generaal De Vos en zijn
adjudant, de twee MP’s en ik verkennen vandaag het kasteel van
Tibnine. Het werd gebouwd in 1105 door de kruisvaarders onder
leiding van graaf de St. Omer. We stappen 17 minuten van
onze compound tot aan de buitenmuren van het fort, en lopen door
de toegangspoort het eeuwenoude bouwwerk in. Het poortgebouw is
goed gerestaureerd, eveneens enkele grote zalen op de
benedenverdieping.
De muren getuigen van de
enorme grootte van het fort dat nu nog de valleien beheerst en een
schitterend uitzicht biedt op de wijde omgeving. De ligging is
zeer strategisch, zoals de meeste burchten die tijdens de
kruisvaardersperiodes gebouwd werden. Van einde 11-de eeuw tot
einde 13-de eeuw heersten de kruisvaarders met wisselend succes
over het toenmalige Heilige Land. In 1187 werden ze door
veldheer Saladdin verslagen in de slag bij Hittim, waardoor
Jeruzalem in moslimhanden kwam, maar ze konden nog enkele steden
aan de kust behouden tot einde 13-de eeuw.
Wij genieten van de
schoonheid van het landschap, van de grootsheid van de burcht,
en keren door de smalle straatjes van Tibnine terug. |